geplaatst
Wordt het eigenlijk nog wat met wifi? Op dit moment is wifi - draadloos internet - nog voorbehouden aan de happy few, maar de interesse van grote telecombedrijven voor wifi duidt erop dat zij behoorlijk wat vertrouwen hebben in de nieuwe technologie waardoor we niet langer gebonden zijn aan de computer op het bureau als we willen internetten.
Recent nam Swisscom de Nederlandse wifi-aanbieder Aervik over en kocht KPN zich voor 1,5 miljoen euro in bij HubHop. In het buitenland timmeren onder meer British Telecom en T-Mobile aan de weg met de aanleg van zogeheten hotspots (plaatsen waar je op een wifi-netwerk kunt inloggen).
De voortekenen lijken dus goed. Onderzoeksbureau IDC verwacht dat West-Europa in 2007 meer dan 32.500 hotspots zal kennen. Meer dan 7,8 Europeanen zullen hier gebruik van maken, als we de moderne wichelroedelopers van IDC mogen geloven. Samen goed voor een inkomstenstroom van 1,4 miljard dollar.
Een ander onderzoeksbureau, Forrester, slaat een aanmerkelijk pessimistischer toon aan. Hoewel de verwachting over het aantal gebruikers nauwelijks afwijkt van de voorspelling van IDC (Forrester rekent op 7,7 miljoen Europese gebruikers in 2008), denkt Forrester dat de meeste pogingen om wifi commercieel te exploiteren op niets zullen uitlopen.
Forrester wijst op het nog altijd relatief lage aantal bezitters van een laptop, de 'killer device voor wifi'. Op dit moment heeft 10 procent van de Europeanen een schootcomputer, in 2008 zal dat met 6 procentpunt zijn gestegen. "Investeren in publieke hotspots is geldverspilling", luidt de harde conclusie van Forrester dat zelfs waarschuwt voor de 'volgende dotcom-crash'.
De eerste tekenen dat wifi misschien toch niet het succesnummer is waarvoor veel optimisten het houden, zijn al zichtbaar. T-Mobile dat 2.300 hotspots heeft in de Verenigde Staten, verlaagde in april de toegangsprijs van 25 dollarcent naar 10 cent per minuut. De reden: het aantal gebruikers was vier keer zo laag als waarop T-Mobile had gerekend.
Ook in Nederland valt de belangstelling nog tegen. "Als er gemiddeld om de andere dag iemand inlogt bij een punt, dan zijn we al tevreden", aldus Boris Veldhuyzen van Zanten (van wifi-aanbieder HubHop) in Het Parool. Met andere woorden: HubHop investeert nu een paar duizend euro om een hotspot aan te leggen, waarvan in het beste scenario maar eens in de twee dagen iemand gebruikmaakt. Een dergelijke scheve verhouding tussen de investeringen en het aantal gebruikers doet inderdaad sterk denken aan de irreële businessplannen waarmee internetondernemers eind jaren negentig beleggers en venture capitalists geld uit de zakken klopten.
Een van de plaatsen waar HubHop nu een hotspot heeft, is bij café Vertigo in het Amsterdamse Vondelpark. Ideaal lijkt het: vanaf een zonovergoten terras wat e-mails versturen en de weersverwachting voor morgen checken. De praktijk is echter dat weinig mensen een terras opzoeken om eens lekker te gaan internetten. Buitenshuis internetten is sowieso weinig comfortabel. De zon schijnt in je ogen of op het scherm en bovendien moet je je laptop voortdurend meezeulen.
En dan hebben we het nog niet eens over de kosten gehad. Wie zomaar eens een keertje via HubHop het internet op wil, belt een 0900-nummer en betaalt daarvoor 1,15 euro per kwartier (4,60 euro per uur). Voor vijf euro heb je een kraskaart voor een uur. Wie een jaarabonnement neemt, is 25 euro per maand kwijt. Bij concurrent Aervik betalen abonnees meer dan het dubbele: 59,50 euro per maand.
Forse prijzen die de gemiddelde internetgebruiker waarschijnlijk niet wil betalen. Blijft over de zakelijke markt. De vraag is of bedrijven wel geld op tafel willen leggen voor de diensten van wifi-aanbieders. Wie bijvoorbeeld een abonnement neemt bij HubHop, kan alleen gebruikmaken van de hotspots die bij het HubHop-netwerk zijn aangesloten. Voor andere hotspots is weer een ander abonnement nodig. Bovendien maken veel mensen zich nog altijd zorgen over de veiligheid van wifi-netwerken. Bedrijven zullen dan ook eerder hun toevlucht nemen tot een gprs-abonnement, waarmee werknemers met een gprs- telefoon en laptop kunnen internetten. Weliswaar een stuk trager dan via wifi, maar wel overal te gebruiken en veiliger.
Behalve de commerciële hotspot-aanbieders zijn er natuurlijk ook nog de particulieren en ideële organisaties die gratis internettoegang via wifi bieden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de draadloze toegang die de Waag Society op de Amsterdamse Nieuwmarkt biedt, of aan het wifi- netwerk in het New Yorkse Bryant Park.
De mensen achter dergelijke vrijwilligersprojecten hoeven zich geen zorgen te maken over aantallen gebruikers. Voor hen dreigt echter een ander probleem: in tegenstelling tot commerciële wifi-aanbieders hebben zij geen idee wie hun gebruikers zijn. En dat zou nog wel eens vervelend kunnen uitpakken als op een kwade dag de politie voor de deur staat, omdat iemand hun internettoegang heeft gebruikt om kinderporno te verspreiden. Door internet aan te bieden aan anderen word je een internetaanbieder. Met alle gevolgen van dien: zo moet het netwerk van Nederlandse providers volgens de wet 'aftapbaar' zijn - iets waar een particulier of organisatie die zijn internetverbinding via wifi beschikbaar stelt aan anderen, waarschijnlijk geen rekening mee houdt.
Moeten we wifi dan maar helemaal afschrijven? Toch niet. Wie meer dan een computer heeft, kan dankzij wifi eenvoudig een thuisnetwerk opzetten. Hetzelfde geldt voor bedrijven: in kantoren kan wifi een goed alternatief zijn voor al dat gehannes met snoeren. Sterker nog, bij veel bedrijven wordt wifi al gebruikt om werknemers 'mobieler' te maken. En dan is er natuurlijk nog de technische voorhoede die nu al gebruikmaakt van wifi, desnoods in de zon op het terras. Zij kunnen op de volgende link klikken om uit te leggen waarom wifi toch een doorslaand succes wordt.
-------------------- People are like pieces of a puzzle. We all fit together, but not all of us connect. Berichten: 6985 | Plaats: Zeist | Geregistreerd: Jul 2002
| IP: Gelogd |